Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH1005

Datum uitspraak2009-01-23
Datum gepubliceerd2009-01-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/933 WAO + 06/934 WAO + 06/935 WAO + 08/4908 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening en terugvordering WAO-uitkering. Als gevolg van het besluit en hetgeen is gesteld, bestaat er tussen partijen geen geschil meer. Geen procesbelang.


Uitspraak

06/933 WAO 06/934 WAO 06/935 WAO 08/4908 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 december 2005, 05/3939, 05/3942 en 05/3967 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 23 januari 2009 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 december 2007. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Bouwes, kantoorgenoot van mr. Duijsens. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.W.G. Determan. Na behandeling van het geding ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen. Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het Uwv een nieuw besluit op bezwaar genomen. Nader onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.L. Turnhout. II. OVERWEGINGEN 1.1. Het Uwv heeft aan appellante per 28 oktober 1977 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. 1.2. Bij besluit van 3 mei 2005 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, bepaald dat de WAO-uitkering van appellante in de periode van 2 juni 1998 tot 2 juni 2001, onder toepassing van artikel 44 van de WAO, wordt betaald als ware appellante ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Bij dit besluit is voorts de WAO-uitkering van appellante per 2 juni 2001 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. 1.3. Bij besluit van 4 mei 2005 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, van appellante teruggevorderd het bedrag dat aan haar over de periode van 2 juni 1998 tot 1 september 2003 onverschuldigd aan WAO-uitkering is uitbetaald. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de door appellante tegen de besluiten van 3 mei 2005 en 4 mei 2005 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank tevens beslissingen genomen omtrent de vergoeding van proceskosten en griffierecht aan appellante. 3.1. Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het Uwv zijn besluit van 4 mei 2005 ingetrokken onder de overweging dat het appellante niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat haar inkomsten van invloed waren op de hoogte van haar uitkering. Bij dit besluit is tevens ingetrokken het besluit van 3 mei 2005, voor zover dit ziet op de toepassing van artikel 44 van de WAO. Ook de herziening van de uitkering per 2 juni 2001 is door het Uwv niet gehandhaafd. Wel heeft het Uwv de herziening naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% doen ingaan per 1 september 2003. 3.2. Ter zitting van 14 november 2008 heeft het Uwv medegedeeld dat ook de herziening per 1 september 2003, zoals neergelegd in het besluit van 22 juli 2008, niet wordt gehandhaafd. Dit onderdeel van het besluit is ter zitting ingetrokken. 3.3. Als gevolg van het besluit van 22 juli 2008 en hetgeen ter zitting van 14 november 2008 is gesteld, bestaat er tussen partijen geen geschil meer over de kwestie die appellante in hoger beroep aan de Raad ter beoordeling heeft voorgelegd. Dit betekent dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een beslissing van de Raad, zodat het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. 3.4. De Raad ziet aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van € 644,- voor verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende; Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in hoger beroep betaalde griffierecht van € 103,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en B.W.N. de Waard als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2009. (get.) G. van der Wiel. (get.) A.C. Palmboom. KR